De charango, ook wel Indiaanse of Inca-gitaar genoemd, is verwant aan de Spaanse vihuela en de Spaanse barokgitaar. Ook de diawela kan als een van de oervormen worden beschouwd. De charango is kleiner dan zijn voorvaders en heeft vijf dubbele snaren. De ‘buik’ van het instrument kan van hout zijn, maar ook het pantser van de armadillo (gordeldier) werd/wordt als klankkast gebruikt. Het instrument is tussen de zestiende en de achttiende eeuw ontwikkeld in het Zuid-Amerikaanse Andesgebergte.
Bij Zuid-Amerikaanse muziek gaan de gedachten al snel uit naar up-tempo dansmuziek, naar de tango of de melancholieke klanken van de Andes-Indianen. Niet naar barokmuziek. Maar die maakt wel degelijk deel uit van de hedendaagse muziekcultuur van Andeslanden als Chili, Peru en Bolivia. Uiteraard heeft die een eigen klank en ontwikkeling, verwant aan, maar anders dan de Europese barok.
De Creoolse barok is ontstaan uit de Europese (kerk-)muziek die de Spaanse Jezuïtische missionarissen in de achttiende eeuw meebrachten naar Zuid-Amerika, waar ook muziek onderdeel uitmaakte van de kerstening van de ‘heidense’ inheemsen in de nieuwe koloniën. Maar er ontstond een tweerichtingsverkeer en al gauw raakte de Europese muziek vermengd met Afrikaanse en indiaanse elementen. Dat leverde een nieuwe klank op, fijn en helder, met de licht tinkelende klank van de charango als kenmerkend deel van het contrapuntische klankweefsel. Mede daardoor maakt die een minder ‘strenge’ indruk dan zijn Europese tegenhanger. Creoolse barokmuziek werd gecomponeerd of opnieuw gearrangeerd voor ensembles met een mix van instrumenten, Europese, maar ook inheemse, zoals de traditionele Andes-fluit (de quena) en de siku (een grote panfluit), net als de charango kleinere ‘broertjes’ van de gitaar.
Gabriel Aguilera en zijn ensemble brengen de schoonheid van dit bijzondere repertoire tot leven. De Chileen Aguilera, die al ruim dertig jaar in Nederland woont en werkt, speelt het al sinds zijn jeugd. In Nederland heeft hij in diverse ensembles gespeeld, onder meer in La Banda del Sur (later Winanda del Sur). Sinds begin jaren negentig ontwikkelt hij zich ook als instrumentenbouwer, gespecialiseerd in een grote diversiteit aan luiten, gitaren en, natuurlijk, de charango.