Na een stief uur komen we aan in vereda La Fila. Op een groot spandoek prijkt de tekst: ‘Welkom in Antonio Nariño.’ De FARC heeft het kamp vernoemd naar een van de bevrijders van Colombia, de rechterhand van Simón Bolívar. Bovenop een kleine heuvel passeren we een slagboom. Ik ben definitief in FARC-gebied. Door de overheid erkend nog wel. Ik stap de taxi uit. Voor me staan een aantal kleine huisjes zoals ze in ieder ander gehucht zouden kunnen staan. Over een koord langs een muur hangt was te drogen. De daken zijn, zoals zo vaak, van golfplaten. Asbest bestaat niet in Colombia, en is al helemaal geen probleem. De wolken vormen zich tussen de bergen. Als je van boven naar beneden over het dorpje uitkijkt, is het verschrikkelijk mooi. De muren zijn beschilderd met allerlei kleurige tekeningen. Op het eerste gezicht lijkt La Fila op een willekeurige Colombiaanse vereda.
Honderd meter na de slagboom staan er drie mannen rondom een biljarttafel. ‘Goedemorgen, ik ben op zoek naar Jaison,’ zeg ik. De mannen kijken op, maar laten verder geen reactie blijken. ‘Ik kom voor Jaison,’ probeer ik opnieuw.
‘Die is er niet,’ zegt een van de mannen. ‘Hij komt morgen weer terug, misschien.’
Gisteren heb ik Jaison nog bevestigd dat ik zou komen. Maar deze dingen gebeuren hier, het is tenslotte Zuid-Amerika. De mannen wijzen naar een zandpad dat tegen een heuvel op loopt. Ga daar maar heen, gebaren ze. Gestaag loop ik omhoog. Deze drie mannen zijn allemaal oud-guerrillastrijders. Waarschijnlijk hebben ze alle drie mensen vermoord, op anderen geschoten of ze ontvoerd. De gedachte dat alle mensen die hier rondlopen anderen vermoord hebben is wat surrealistisch. In de geest van García Márquez zou je het ‘magisch realisme’ kunnen noemen. Alsof elementen die helemaal niet kunnen bestaan, integreren in de alledaagse werkelijkheid. Bovenaan het pad staat een VN-auto naast een huisje. Het huisje is eigenlijk meer een overdekt pleintje. Binnen zitten twee mensen met een VN-jasje aan te vergaderen met wat leden van de FARC.
‘Ah, Jaison vertelde al dat je zou komen,’ begint een vrouw als ik me voorstel. ‘Het klopt dat je meeluncht, toch? Ga zitten, er komt zo iemand bij je.’
Ik onderga het gelaten en wacht tien minuten op een plastic stoeltje.
‘Eet je vis of ben je vegetarisch?’ schreeuwt een vrouw vanuit de keuken.
Weer tien minuten later verschijnt er een enorme vis, omringd met groenten en aardappels op mijn bord.
‘Het eten is er vast wel op vooruit gegaan,’ zeg ik. De vrouw lacht instemmend.
Na de lunch komt een vrouw naar boven gelopen, die zich voorstelt als Laura. ‘U bent de journalist uit Nederland? Wat wilt u precies?’
‘Er wonen hier zo’n driehonderd mensen,’ zegt Laura terwijl we uitkijken over een benevelde vallei. Her en der staat een eenvoudig huisje. Golfplaten daken, geen isolatie. ‘Ons kamp is onderverdeeld in vier wijken. Twee hierboven, twee daar,’ legt ze uit terwijl ze naar beneden wijst. Al lopend door de vereda doet Laura haar beklag. ‘De regering doet niets voor ons. Aan alles is gebrek: elektriciteit en stromend water zijn beperkt en er zijn geen verharde wegen naar het dorp toe, zoals je waarschijnlijk wel gemerkt hebt. Het is afgesproken in de akkoorden, maar de regering houdt zijn woord niet. Het ligt niet aan ons, hè. Wij hebben ons aan alles gehouden wat er is afgesproken. Kijk, zie je dat hokje daar? Tot een paar maanden geleden zat er een groot slot omheen, waar al onze wapens in lagen. We hebben ze ingeleverd zodra we het kamp binnenkwamen. Precies zoals afgesproken.’
‘We maken ons nogal zorgen over de akkoorden,’ gaat Laura verder. ‘U hebt waarschijnlijk gehoord dat een van onze leden afgelopen week gearresteerd is? Dat is in strijd met de akkoorden.’
Het lid in kwestie is Jesús Santrich. Hij is een kopstuk van de FARC en gearresteerd op verdenking van drugshandel. De grote vraag is: Heeft waar hij van verdacht wordt voor of na de ondertekening van het akkoord plaatsgevonden? Als het ervoor was, kan hij niet vervolgd worden. Als echter blijkt dat hij na het sluiten van het akkoord werkelijk in drugs gehandeld heeft, vervolgt het openbaar ministerie hem als ieder ander.
Laura is resoluut. ‘Deze arrestatie komt uit het kamp van Duque en het Centro Democrático. Het is politiek. Over de toekomst van de akkoorden ben ik wel bezorgd.’ Een jaar na zijn arrestatie zou Santrich weer worden vrijgelaten. Samen met zijn collega, FARC-leider Iván Márquez kiest hij vervolgens de vlucht naar voren. Ze besluiten de wapens weer op te pakken.
Ondanks de fragiele akkoorden vindt Laura het wel goed in La Fila. ‘Wij staan achter de akkoorden en hebben ons aan iedere letter uit het akkoord gehouden,’ zegt Laura. ‘Nu de regering nog.’
Het is een pijnlijke waarheid voor Colombia. Het klopt dat de overheid slechts twintig procent van de akkoorden geïmplementeerd heeft.
Laura gaat hier voorlopig niet weg. ‘Ik behoorde tot het Frente Antonio Nariño in Bogotá.’ De FARC was niet alleen actief in perifere delen van Colombia. Het had ook enkele frentes in verschillende steden. Laura heeft jarenlang in Bogotá gestreden om het socialistische idee te bewerkstelligen.
Ze vervolgt: ‘Ja, ik heb ook aanslagen gepleegd. Moet ik me daar schuldig over voelen? Ik denk dat de situatie beter is zoals die nu is.
Bovenstaand fragment komt uit het boek ‘Colombia: Vrede tegen elke prijs’ van Gerjan Ekenhorst. In het boek, uitgegeven door uitgeverij Palmslag, reist Ekenhorst dwars door Colombia. Hij onderzoekt het vredesakkoord dat de FARC en de Colombiaanse overheid sloten en gaat op zoek naar mensen die op verschillende manieren met de strijd te maken hebben gehad. Ekenhorst studeerde in 2018 af aan de Universiteit Leiden op beeldvorming van de FARC in Colombiaanse media. ‘Vrede tegen elke prijs’ is zijn debuut.
reageren