Zoals wereldwijd wandaden van afgezanten van de katholieke kerk van onder het tapijt tevoorschijn komen, kampt ook Chili met deze spoken uit het verleden. Extra schrijnend in het Zuid-Amerikaanse land is het feit dat veel priesters van toen onder de militaire dictatuur hun gang mochten gaan en zelfs werden ingezet als tussenpersoon voor vuile klussen van het regime. Gedwongen adoptie, algehele corruptie en machtsmisbruik zijn misdaden die de katholieke kerk in nauwe samenwerking met de dictatuur in de jaren zeventig en tachtig beging. En net zoals zovele schuldigen uit die tijd zijn de dienaren van de kerk in de jaren na de dictatuur in Chili niet of nauwelijks ter verantwoording geroepen. Zoals de kerk wel meer gewoon is te doen, worden ‘rotte appels’ liefst stilletjes met pensioen gestuurd, zonder een smet op het blazoen van de kerk achter te laten.
Regisseur Pablo Larraín verbaasde zich al jaren over deze praktijken. Zelf op katholieke scholen gevormd, begreep hij later dat sommige priesters in de gevangenis bleken te zitten, en anderen leken van de aardbodem te zijn verdwenen. Wat daar achter schuil zou kunnen gaan, verkent Larraín in de weinig opbeurende film El Club; na de optimistische publiekstrekker No, een wederom veel duisterder portret van Chili (zoals voorgangers Tony Manero en Post Mortem). Larraín kwam er tijdens zijn voorbereidend onderzoek achter dat er in Chili speciale ‘bejaardentehuizen’ bestaan, beheerd door de katholieke kerk, waar priesters wonen die uit hun ambt zijn gezet maar niet staatsrechtelijk vervolgd worden. Zo ook in El Club, waar een viertal nukkige oud-priesters op leeftijd in sobere omstandigheden, onder begeleiding en bewaking van de geheimzinnige zuster Mónica, hun dagen slijten met zwijgen, tv kijken, wijn drinken en het trainen van een aangelopen windhond, die ze om geld laten racen. Het gure klimaat van de Chileense zuidkust en het armoedige dorp, waar het de mannen verboden is contact te maken met de lokale bevolking, maken het voor de kijker niet makkelijker in deze gitzwarte vertelling.
De relatieve rust waarin de mannen leven – veel boetedoening lijkt er niet aan te pas te komen – wordt verstoord wanneer een nieuwe priester bij hen in huis wordt geplaatst. Deze padre Lazcano is nog niet gearriveerd of in zijn kielzog volgt een gehavende man, die voor de deur van het huis de grootste obsceniteiten naar binnen roept, het kindermisbruik van pater Lazcano hiermee weerzinwekkend beeldend aan het voetlicht brengend. Deze ontmoeting eindigt zo dramatisch dat er vanuit de kerk een jonge, moderne priester wordt gestuurd om de zaak te onderzoeken en meteen het hele huis door te lichten. Deze pater García trekt de teugels een stuk strakker aan dan de mannen gewend waren en dwingt ze tot bekentenissen, van het bijstaan van foute legerofficieren tot kindermisbruik en babyroof.
Pater García verbeeldt hiermee de post-dictatoriale generatie, die door de ‘schuldigen’ niet bepaald gewaardeerd wordt om haar vroomheid, bemoeienis en morele oordeel. De schuldige generatie in Chili is gewend geraakt aan haar privileges, waarvan straffeloosheid de grootste is.
Larraín is genadeloos is zijn oordeel van deze generatie, van deze ‘club’ geestelijken. Maar zelfs de in eerste instantie oprechte pater García en zuster Mónica blijken respectievelijk niet helemaal of helemaal niet te vertrouwen te zijn. Er schijnt helaas geen licht aan het einde van de tunnel in deze indrukwekkende film die terecht de Zilveren Beer op het filmfestival van Berlijn won; de kijker zal tijd nodig hebben om hiervan te bekomen.
reageren