Fictief Colombiaans verhaal
Stel: je bent negen jaar als je vader op een nacht wordt doodgereden door een dronken automobilist. Hij had weliswaar een gemiddelde middenklassebaan en drie kleine huizen, maar ook vier kinderen en een niet bestaande spaarrekening; laat staan een opgebouwd pensioen of verzekering die voor zijn eigen overlijden dekking zou hebben. Hier bestaan helaas geen uitkeringen voor weduwen; dan kan de Staat wel aan de gang blijven; dat zou allemaal veel te veel kosten. Je moeder probeert een baantje te zoeken dat jou en je broertjes en zusjes kan onderhouden maar moet jullie ondertussen ook nog opvoeden. Met harde hand kost dat minder tijd dus moet het maar zo. Daarbij is ze sinds de dood van je vader nogal fanatiek geworden in haar religieuze leven waardoor er niet veel ruimte overblijft voor andere dingen. Bijvoorbeeld helemaal niet voor je oudere zus, die op vrouwen blijkt te vallen. Haar ‘novias’ zal je moeder wel altijd ‘amigas’ blijven noemen. Je tiende verjaardag vier je in je eentje maar kort daarop vind je wel je eerste baantje, bij de fietsenmaker om de hoek. Gedurende je middelbare schooltijd blijf je werken, jij bent immers onverwachts en ongewild de man des huizes geworden en wordt ook geacht zo te handelen.
Op je achttiende zul je een jaar in dienst moeten maar je weet dat jouw inkomsten een niet te missen deel van het huishoudgeld vormen. Je wordt geacht je zelf te melden voor de militaire dienst maar besluit dat niet te doen. Ze komen je heus niet thuis halen en als je je een jaartje gedeisd houdt, zijn ze je vast alweer vergeten. Je kunt je ook uitkopen, maar daar win je uiteindelijk weinig mee. Behalve werken doe je voor alle zekerheid dus maar niets anders, dat scheelt ook een hoop geld, dat je probeert op te sparen om straks te kunnen gaan studeren. Je broertje zal zich anderhalf jaar later wél melden en daarmee een jaar van zijn leven verspillen door in legerkisten en een slecht passend uniform bij de ingang van busstations rond te hangen onderwijl gezeur en slechte grappen van zijn meerderen aan te moeten horen. Jij bent ondertussen aan een studie biologie begonnen die je bekostigt door allerhande baantjes aan te nemen. Even overwoog je bij een bank te gaan werken; was in feite ook al aangenomen maar moest dan wel je haar afknippen. Niet representatief, noemen ze jouw uiterlijk hier. Dat vindt duidelijk ook de politie, die jou steevast aanhoudt om te vragen of je heel toevallig marihuana aan het verkopen bent. Dat je ’s avonds meestal je bewaarde lunch aan bevriende zwervers geeft, zien ze blijkbaar nooit. Het zou ze trouwens ook niks schelen, dat is niet het soort deugdzaamheid waar de nationale wetsuitoefenaars op zitten te wachten. Vooruit, vroeger verkocht je inderdaad wel eens wiet aan vrienden, maar dat heeft iedereen wel gedaan hier, en wat wil je ook, in een land waar de grootste drugsbaron aller tijden nog steeds als een Robin Hood wordt beschouwd en met zijn drugsdollars van de politie zijn eigen gevangenis mocht bouwen toen hij (de eerste keer) werd opgepakt, nadat hij overigens met voorkeursstemmen bijna in het parlement was gekomen.
Twee vriendinnen van je hebben een bar geopend waar je kunt beginnen; zes dagen per week dus dat is goed. Dat er van slapen op die manier weinig terecht komt, en van studeren nog minder, neem je op de koop toe; een andere optie is er immers niet. Horecavergunningen worden hier gemakshalve als overbodige luxe gezien, maar arbeidscontracten helaas ook. Na een paar maanden laten ze je weten je niet meer te kunnen betalen. Misschien kun je de vrijdagen en zaterdagen blijven werken, verzekeren ze je. Maar jij weet net zo goed als zij dat in dit land ‘misschien’ eigenlijk altijd ‘nee’ betekent. Je achterstallige salaris wil je wel graag hebben maar ook dat hebben ze niet. Je weet dat dat waar is want de inkomsten van een hele week dekken precies de taxiritten naar huis en de huur van het pand. Dat er op een avond ook zo’n tien a vijftien personeelsconsumpties doorheen gaan, lijkt onvermijdelijk om de tijd door te komen. Dat ook de buurtvigilantes hun bier zonder te betalen achterover slaan, is moeilijk tegen te houden. Zij knijpen ten slotte ook een oogje toe als de bar na sluitingstijd achter gesloten deuren nog een paar uurtjes doorgaat. Om financieel niet achter te raken, hebben je vriendinnen geld geleend van een echtpaar dat op straat snoep en sigaretten verkoopt en om bij te schnabbelen kleine leningen verstrekt aan buurtondernemers. Na sluitingstijd komt de vrouw van het stel haar geld innen. Nadat je ex-bazinnen jou de helft van de dagomzet hebben toegestopt moeten ze deze volgende crediteur met een mondeling I owe you wegsturen.
Stel: je ontmoet een, digamos – laten we zeggen, Europese studente, die je vertelt dat zij maar één maand hoeft te werken, en dan niet eens vijftig of zestig uur per week zoals in jouw land gangbaar is, maar twintig of hooguit dertig, om een vliegticket naar hier te kunnen betalen. Ze heeft een Engelstalige hardcover reisgids van Colombia bij zich en een blitse rode iPod die ze beide cadeau heeft gekregen, net als de helft van al haar spullen trouwens. Van pappa. Ze vertelt dat ze heus hard moet werken voor haar studie, maar jij hoort alleen maar dat haar universiteit haar duizend euro heeft betaald om hiernaartoe te kunnen. Dat zijn bijna drie miljoen peso’s! Natuurlijk is het leven duurder in het land waar zij vandaan komt, maar het klinkt alsof ze nauwelijks iets zelf hoeft te betalen. De kosten voor een jaar aan de universiteit liggen om te beginnen al een stuk lager dan hier; zelfs absoluut gezien, en dan nog betaalt de overheid een deel. Ook haar huur hoeft ze niet volledig te betalen; er schijnen in haar land zelfs mensen te zijn die in oude fabrieken of leegstaande scholen mogen wonen er daarvoor helemaal niks hoeven te betalen! Voor de verzekering krijgt iedereen een subsidie, vertelt ze, en als je met spoed naar het ziekenhuis moet, helpen ze je eerst voordat ze naar je verzekeringspasje vragen. Jij hebt überhaupt geen verzekering, en hoeft dan ook niet aan te kloppen bij een ziekenhuis, mocht je – God verhoedde – iets overkomen.
Het is dus zaak je niets te laten gebeuren, temeer omdat je een schoon ‘dossier’ moet hebben stel dat het ooit zover komen om een visum aan te vragen. Je wilt namelijk graag weg uit dit land, maar ja wie niet. Ervaringen van vrienden en kennissen, kennissen van vrienden of vrienden van kennissen zijn tot nu toe weinig bemoedigend. Om bepaalde redenen zijn jullie niet zo gewenst in het buitenland. Om als ouders je kind naar het buitenland te krijgen lijkt de beste mogelijkheid het maar direct voor adoptie op te geven. Een vriendin van je raakte voor de tweede keer zwanger toen de vader haar besloot te verlaten. Hij was niet de verwekker van het eerste kind, maar had beloofd haar te zullen onderhouden en voor haar te zorgen. Helaas veranderen mannen nog wel eens van mening als het ze zo uitkomt. Ze kon niet nog een keer de meewarige blikken verdragen die ze had moeten ondergaan toen haar eerste dochter werd geboren. Stel je voor, ongetrouwd en zonder vader een kind opvoeden. Werk vinden kon ze inmiddels wel vergeten, en een abortus – een optie die ze wegens haar katholieke opvoeding überhaupt niet erg aantrekkelijk vond – zou naast kostbaar ook ronduit gevaarlijk zijn. Ze besloot weg te gaan, vond werk als au-pair tegen kost en inwoning en keerde een paar – zeg maar negen – maanden later terug, slank maar met een onmiskenbare triestheid in haar ogen. Ze heeft geen idee waar haar kind zal opgroeien en zal het waarschijnlijk ook nooit weten. Om het aan iemand kwijt te kunnen heeft ze het jou en haar moeder verteld, maar verder weet niemand het. Zoiets moet jou niet overkomen dus, wil je voor een visum in aanraking komen.
Als je van de ervaringen van anderen denkt, zakt de moed je in de schoenen. De meesten komen simpelweg geld tekort, voor het visum zelf, voor het paspoort, voor een retourticket (het is niet toegestaan met een enkeltje te vertrekken) naar bestemming X, voor de verplichte ziektekostenverzekering of voor het onderhoud in bestemming X. Het is bijkans onmogelijk zoveel te sparen – wil je nog vóór je pensioen het land uit. Voor diegenen die het lukt dat geld wél bij elkaar te sprokkelen, of die toevallig ouders met geld hebben, liggen meer valkuilen op de loer. Een jongen wilde naar Duitsland en was al bijna door de hele aanvraagprocedure heen, toen hem de vraag werd gesteld of hij wel eens hierba rookte. Tja, tuurlijk wel eens, antwoordde hij naar waarheid. Dat betekende meteen het einde van de procedure. Geen slimme zet dus, eerlijk antwoorden. Een ander heeft geld zat, maar helaas staat zij door politieke activiteiten van haar ouders op een zwarte lijst van landgenoten die überhaupt het land niet uit mogen. Eén overtreding, één dronken vechtpartij of één keer zwartrijden in de transmilenio en je kunt het vergeten. Het zou wel helpen als je Engels zou spreken, maar op school leer je hier vooral het volkslied te zingen en de praktische beginselen van de heersende sociale ongelijkheid. Misschien kan de Europese je wat Engels leren; in haar land spreekt iedereen minstens drie talen, zegt ze. Haar Spaans klinkt grappig doordat ze de ‘r’ moeilijk kan uitspreken en steevast uitgangen verwisselt. Ze vertelt dat het in haar land ’s winters sneeuwt en vriest maar heeft het toch steeds koud hier. Omdat overal de deuren en ramen altijd openstaan en het ‘s nachts steeds regent, zegt ze. Het zal wel. Jij bent allang blij dat je nieuwe schoenen hebt, want je vorige waren aan alle kanten kapot maar je moest wachten tot je zus je voor je verjaardag een stel nieuwe cadeau wilde doen. Afijn, daar gaat het verder niet over. De vraag is natuurlijk wat je moet doen – om hier weg te komen, of om er toch híer iets van te maken. Stemmen op een zogenaamd links alternatief? Dat had je de eerste stemronde van de verkiezingen geprobeerd. Blanco stemmen bij wijze van protest? Dat heeft de tweede ronde ook niets opgeleverd. De conservatief-liberale eenheid heeft gesproken en er staat jullie weer vier jaar hetzelfde te wachten. Je bent bang dat je hier nooit uitkomt. Dat je de komende veertig jaar zes dagen per week moet gaan werken, alleen om je op zaterdag een stuk ik je kraag te drinken om de zondagen met een kater in bed te liggen. Je vraagt je af of dat elders ter wereld eigenlijk wel anders is. Stel je voor van niet, dat zou eigenlijk nog erger zijn. Je bestelt nog maar een Cerveza Águila en om je kunnen concentreren voor het bedenken van een plan maestro.
reageren