Recensie van De ziel van mijn vader klimt omhoog in de regen van Patricio Pron (Meulenhoff 2014, vertaling Arieke Kroes)
Elke man weet dat hij iets kan leren uit het leven van zijn vader. Velen zien ervan af om zich erin te verdiepen, waarschijnlijk vanuit de terechte vrees dat het verleden van de vader een spiegel zou blijken, misschien een die gebarsten is of de reflectie vervormt, maar hoe dan ook een spiegel. Anderen stellen het onderzoek dan weer uit tot ze beseffen dat het op een dag wel eens te laat zou kunnen zijn om informatie uit de eerste hand te krijgen.
De ziel van mijn vader klimt omhoog in de regen komt voort uit dit soort bekommernissen. “Kinderen zijn de detectives van hun ouders”, schrijft de Argentijn Patricio Pron (1975) aan het begin van zijn eerste in het Nederlands vertaalde roman. “Ze zijn geen rechters, aangezien ze niet echt onpartijdig zijn bij het vellen van een oordeel over ouders aan wie ze alles, inclusief het leven, te danken hebben, maar ze kunnen wel proberen hun geschiedenis te ordenen, de betekenis te reconstrueren die door de opeenstapeling van de min of meer triviale gebeurtenissen van het leven verdwenen lijkt”.
Het nieuws dat zijn vader ernstig ziek is, noopt een jonge Argentijnse schrijver ertoe om in allerijl terug te keren naar zijn thuisland, waar hij in geen jaren meer voet aan wal gezet heeft. Hij treft zijn vader aan in het ziekenhuis, doodziek en niet meer in staat om te spreken. Vanuit het besef dat het ultieme gesprek misschien nooit meer zal plaatsvinden, begint de zoon te neuzen in zijn vaders documenten. Hij vindt een map met krantenknipsels die stuk voor stuk gaan over de recente verdwijning van een zekere Alberto Burdisso. Waarom toch trok zijn vader zich het lot aan van deze schijnbaar onbeduidende persoon? Een en ander wordt helder wanneer blijkt dat de vader vroeger bevriend was met Burdisso’s zus, die verdween tijdens de Vuile Oorlog.
En zo rijt Pron de pijnlijkste wonde van de hedendaagse Argentijnse geschiedenis open. Tijdens de militaire dictatuur (1976-1983) maakte een junta zich op grote schaal schuldig aan martelingen, moord en ‘verdwijningen’. De herinnering aan deze vreselijke periode vreet nog steeds aan het Argentijnse geweten en trekt al decennia een spoor van verschrikking door de literatuur van het land. Aanvankelijk leek de nieuwe generatie schrijvers, waaronder Pron, onverschillig of op zijn minst sceptisch te staan tegenover de politieke realiteit en geschiedenis van hun land. Zij brachten hun prille kindertijd weliswaar door onder het terreurbewind, maar groeiden nadien op in (relatieve) rust en democratie. Prons boek bewijst dat ook jonge schrijvers zich beginnen af te vragen welke morele en emotionele impact de dictatuur gehad heeft op het leven van hun ouders, en vooral ook op dat van henzelf.
Bij het graven in zijn kindertijd stuit Pron op enkele huiveringwekkende herinneringen. Hij vertelt onder andere hoe hij, wanneer hij alleen de straat op moest, door zijn vader steeds een bordje omgebonden kreeg met daarop zijn naam, leeftijd, bloedgroep en telefoonnummer. Wanneer iemand hem een auto in wilde trekken, moest hij het bordje de straat opwerpen en zijn naam zo vaak en luid mogelijk roepen.
Het oprakelen van traumatische gebeurtenissen gaat steevast gepaard met een al even moeizame zoektocht naar de geschikte vorm. Pron flirt met verschillende genres, onder andere met de detective. Gaandeweg ‒ te laat, want de parodie op de politieroman is te langgerekt ‒ komt de schrijver tot de constatatie dat dat genre, met zijn opgeloste zaken en ingerekende daders, zijn doeleinden niet dient. Erger nog, hij beseft dat hijzelf maar weinig begrijpt van het verhaal dat hij wil vertellen, dat hij nauwelijks raad weet met de losse puzzelstukjes die zijn vader achterliet. Vandaar natuurlijk dat er soms gaten of herhalingen vallen in de nummering van de hoofdstukken. Ook Pron verleidt ons tot een hinkelspel, maar in tegenstelling tot dat van Julio Cortázar is dit hinkelspel vervaarlijk en vervalst. Het is een hinkelspel getekend op de rand van het ravijn. Wie struikelt, sukkelt in de vergeetput van de Argentijnse geschiedenis.
Door uiteindelijk te kiezen voor een grotendeels autobiografische roman met een intimistische inslag, vindt Pron aansluiting bij twee andere succesvolle Zuid-Amerikaanse auteurs van zijn generatie. De Chileen Alejandro Zambra en de Colombiaan Juan Gabriel Vásquez bogen zich onlangs op gelijkaardige wijze over hun woelige jeugd. In Manieren om naar huis terug te keren haalt Zambra herinneringen op aan zijn kinderjaren onder de dictatuur van Pinochet. Vásquez geeft in Het geluid van vallende dingen dan weer een stem aan een generatie die groot werd met het drugsgeweld. Vergeleken met deze twee romans staat die van Pron nog te veel in de steigers. Pas ver over de helft van het boek vindt Pron de juiste toon en begint hij dieper te wroeten in zijn geheugen en zijn vaders documenten. En dan is het verhaal plots uit en blijf je achter met het gevoel dat de schrijver er meer uit had kunnen halen. De kans bestaat dat hij dat nog doet. Zoals Pron aangeeft in de epiloog, was zijn echte vader bij de pinken om commentaar te leveren op zijn boek. Er is dus nog tijd voor dat ultieme gesprek van vader tot zoon.
reageren