Latijns-Amerika magazine.

door Ruby Sanders

Zoals het beste recept voor speculaas of oliebollen niet bestaat, is ook hét recept voor de traditionele Pan de muerto moeilijk te vinden. Elke regio, elk dorp en zelfs elk
gezin heeft zijn eigen absoluut beste recept, en eigen trucjes om de zoete broodjes
zo mooi mogelijk te maken. Ze moeten immers de familieleden in het hiernamaals
kunnen bekoren. De pan de muerto wordt namelijk gebakken en gegeten tijdens de día de los muertos, oftewel de dag van de doden, die in Latijns-Amerika op 1 en 2 november gevierd wordt. Tijdens deze viering worden de doden herdacht op allesbehalve treurige wijze. Graven worden versierd met bloemen, slingers en hapjes en aan de tafels worden extra plaatsen gedekt zodat ook de doden de kans krijgen de maaltijd bij te wonen.

De pan de muerto is meestal een klein tot middelgroot rond broodje van zoet brioche-achtig deeg, met bovenop strengen deeg gedrapeerd in de vorm van beenderen. Een andere veelvoorkomende versie is het brood in de vorm van een poppetje, volgens sommigen om overleden baby’s te herdenken en volgens anderen om engeltjes te verbeelden. In Mexico worden deze ‘poppetjes’ nog steeds pan de muerto of soms pan de yema genoemd, terwijl in Peru en Bolivia soortgelijken zoete broodjes Tantawawa worden genoemd, een woord uit het Quechua. Soms wordt aan het deeg wat nootmuskaat of kruidnagel toegevoegd, maar dat is allemaal naar eigen smaak. In Oaxaca, Mexico, worden de broden traditioneel wat groter gemaakt en versierd met sprinkles en een klein hoofdje, om een verloren ziel te belichamen.

 

Ingredienten:

• 1/2 kopje boter • 1 1/4 kopje water • 6 kopjes bloem • 2 pakjes droge gist • 1 theelepel zout • 3 theelepel heel anijszaad (eventueel sesamzaad) • 2 eetlepels sinaasappelschil (geraspt) • 3/4 kopje suiker • 4 a 5 grote eieren

Bereiding:

Zorg voordat je begint dat alle ingrediënten op kamertemperatuur zijn, behalve het water dat heel warm moet zijn. Meng dan in een grote kom de boter, de suiker, het anijszaad, het zout en een half kopje bloem. Meng in een aparte kom de eieren met het water. Mix dan het eimengsel bij de eerste kom en voeg daar nog een half kopje bloem aan toe. Voeg de gist toe en nogmaals een half kopje bloem. Blijf de bloem toevoegen met steeds één kopje tegelijk, totdat er een deeg ontstaat. Kneed dit deeg gedurende enkele minuten op een met bloem bedekt oppervlak. Bedek de deegbal dan met een wat vochtige doek en laat het deeg op een warme plek, ongeveer anderhalf uur rijzen. Haal dan het deeg weer tevoorschijn en kneed nog even. Houd ongeveer een kwart van het deeg apart om later de beendervormige slierten aan te brengen. Maak nu kleine (of iets grotere naar voorkeur) ballen van het deeg en bedek deze met de slierten. Rol daarvoor een stuk deeg uit tot een dunne sliert en maak daarin dikkere en dunnere stukjes zodat het deeg de vorm van beenderen krijgt en drapeer dat over de bollen. Laat deze vormen nog eens een uur rijzen en doe ze dan in een voorverwarmde oven van 180 graden. Laat de broodjes tussen de 30 en 45 minuten bakken. Daarna kun je ze nog versieren met (poeder-)suiker of zelfgemaakt glazuur van stijfgeklopte eiwitten en suiker.