Recensie van Het vergeten dat ons wacht van Héctor Abad
Eerder verschenen in De Leeswolf 7 (2010): 495-496
Hoe moeilijk is het om uit de schaduw van Gabriel García Márquez te treden? De vraag die elke nieuwe generatie Colombiaanse schrijvers tot vervelens toe voorgeschoteld wordt, lijkt gelukkig stilaan irrelevant te worden. De talrijke recente vertalingen bevestigen dat ook de literaire zonen en kleinzonen van de patriarch van de Colombiaanse letteren eindelijk de internationale weerklank vinden die ze verdienen.
Zo verscheen in 2008 bij Signatuur de indringende roman De informanten van Juan Gabriel Vásquez (°1973); opvolger De geheime geschiedenis van Costaguana kwam in 2010 uit bij diezelfde uitgeverij. Nog voordat Evelio Rosero (°1958) in mei 2009 de Independent Foreign Fiction Prize wegkaapte met Los ejércitos (lett. ‘De legers’), had De Geus die even wellustige als verontrustende roman al in het Nederlands vertaald als De vertrapten. Die laatste uitgeverij bracht onlangs ook Het vergeten dat ons wacht uit, waarin auteur Héctor Abad terugblikt op zijn vaders turbulente leven en tragische dood. Natuurlijk loerde ook in het legendarische Macondo van García Márquez’ Honderd jaar eenzaamheid het geweld al om de hoek. Maar net als Vásquez en Rosero weigert Abad in Het vergeten dat ons wacht nog een magisch muggennet boven de broeierige Colombiaanse werkelijkheid te hangen. Daar waar in García Márquez’ meesterwerk José Arcadio Buendía zijn kleine Aureliano nog meenam om hem de mysteries van het ijs te leren kennen, troont vader Abad zijn Héctor mee naar het mortuarium om hem kennis te laten maken met een dode: de ruwe realiteit van het moderne Colombia heeft het tijdloze Macondo ingehaald.
Héctor Abad Faciolince werd in 1958 geboren in Medellín, Colombia’s tweede grootste metropool. Hij studeerde er geneeskunde, filosofie en journalistiek, maar werd in het begin van de jaren tachtig van de universiteit geschorst omwille van het schrijven van een lasterlijke tekst over de paus. Abad verhuisde naar Italië, waar hij in Turijn Moderne Talen en Literatuur studeerde. In 1987, kort na zijn terugkeer naar Colombia, werd zijn vader vermoord door paramilitairen. Ook de jonge Abad werd met de dood bedreigd en vluchtte terug naar Europa. Uiteindelijk zou hij zich weer in zijn geboortestad vestigen, een uitvalsbasis die hij afwisselt met korte verblijven in het buitenland. Naast romans, kortverhalen en essays schrijft hij ook columns voor Colombia’s oudste krant El Espectador. Zijn meest charmante werk is ongetwijfeld Tratado de culinaria para mujeres tristes (1996). In dat boekje, dat letterlijk ‘Culinair traktaat voor trieste vrouwen’ heet, geeft Abad excentrieke recepten tegen allerhande hartzeer en vurige verlangens. Net als zijn romans verscheen het in verschillende talen. Temeer omdat zijn boeken doorgaans doorspekt zijn van ironie, frivoliteit en barokke taal, werden zijn lezers in 2006 stil van de sereniteit van El olvido que seremos. Het vergeten dat ons wacht is het eerste boek van Abad dat in Nederlandse vertaling uitkomt.
Bang om te vervallen in een pathetische klaagzang of blinde scheldtirade tegen de moordenaars, zocht Abad twintig jaar naar de juiste toon om expressie te geven aan zijn diepste treurnis. In plaats van het schokkende einde nodeloos uit te vergroten, verkoos hij om vrij van elk zelfmedelijden een intiem en liefdevol beeld te schetsen van een uitzonderlijke vader-zoon relatie. Uitzonderlijk, omdat vader Abad lak heeft aan de Latijns-Amerikaanse machopatronen en de kleine Héctor eindeloos vertroetelt. De hechte band wordt versterkt door het feit dat ze de enige mannen zijn in een huishouden dat overheerst wordt door vrouwen: naast zijn vijf zussen en moeder lopen er ook nog een kindermeisje, een non en twee dienstmeisjes rond. In tweeënveertig korte hoofdstukken wisselt Abad persoonlijke en familiale herinneringen af. De extreme tegenstellingen en conflicten die het land tekenen, worden op kleine schaal weerspiegeld in de familie. Terwijl Abad senior zich regelmatig met zijn zoon terugtrekt in zijn gigantische bibliotheek, waar hij het jongetje een vrijzinnige opvoeding geeft aan de hand van werken van onder andere Nietzsche, Darwin en Borges, dropt zijn moeder hem van tijd tot stond bij zijn uitermate devote grootmoeder, waar de kleine Héctor, omgeven door heiligenbeelden en wierook, duistere katholieke diensten moet bijwonen.
De focus ligt natuurlijk op vader Héctor Abad Gómez, een pacifistische goedzak die vanuit zijn positie als professor geneeskunde onvermoeid strijdt tegen de schrijnende sociale en economische ongelijkheid. Dat de marxistische dokter de armen bewustmaakt van de onrechtvaardigheid van hun miserie en hen op hun elementaire rechten wijst, schiet bij het conservatieve establishment uiteraard in het verkeerde keelgat. Onder druk van de gevestigde universitaire en politieke orde ziet Abad senior zich genoodzaakt om internationale opdrachten als medisch consulent aan te nemen. De jonge Héctor lijdt erg onder de lange afwezigheden van zijn vader. Wanneer die dan eindelijk terugkomt, staat het kind te trappelen op het terras van de luchthaven, turend over de tarmac teneinde een eerste glimp op te vangen van zijn “verlosser”. Het is een van de meest vertederende scènes van Het vergeten dat ons wacht.
De extreem affectieve verhouding bereikt haar hoogtepunt wanneer de vader tot cultureel attaché benoemd wordt in Mexico City en de negentienjarige Héctor als enige mee mag: “Dat jaar van buitensporige intimiteit met mijn vader was ook het jaar waarin ik besefte dat ik me van hem moest ontdoen, al moest ik hem ervoor vermoorden”. Yet each man kills the thing he loves. Of toch bijna: Abad bekent hoe hij midden in een desolate Mexicaanse woestijn, met zijn vader slapend op de passagiersstoel naast zich, op het punt stond hun Amerikaanse slee te doen crashen tegen een kudde geiten. Het is een van de schaarse momenten waarop hij afwijkt van het overheersende ‘mijn papa was de beste papa van de hele wereld’-toontje. De episode in Mexico is ook cruciaal omdat Abad er zijn schrijversroeping ontdekt. Op de drempel van de volwassenheid voelt hij zich als een Latijns-Amerikaanse Marcel Proust, die nu eens in zijn gigantische Lincoln naar een exclusief literair salon van de Mexicaanse intelligentsia cruiset, dan weer uitgestrekt op de divan de zeven delen van Á la recherche du temps perdu verslindt. Zo komt hij tot de conclusie dat ook hij niets anders wil dan pogen de verloren tijd in woorden te vatten.
Abad is er zich terdege van bewust dat hij zich op de rand van de te vrezen kuil der sentimentalisme begeeft. De enkele keren dat hij aan het wankelen slaat, vangt hij de krop in zijn keel op door troost te zoeken in de poëzie. Zo ontleent hij de titel van zijn boek aan een sonnet van de Argentijn Jorge Luis Borges, die andere stamvader van de Latijns-Amerikaanse letterkunde. Toch laat Abad de in zijn andere romans zo talrijke subtiele literaire spelletjes achterwege, hetgeen nog maar eens onderstreept dat Het vergeten dat ons wacht niet zozeer uit zijn hoofd, maar wel recht uit zijn hart komt. Aanleunend bij Rousseau’s Confessions, deinst hij er niet voor terug om zijn eigen kleine kantjes te bekennen, noch om alle betrokkenen met naam en toenaam te vermelden. Dat laatste is vooral gedurfd omdat de intellectuele, politieke en religieuze elite van Colombia de revue passeert – in de verzorgde uitgave van De Geus is een verklarende naamlijst voorzien. Zo krijgt onder andere Álvaro Uribe, de vorige president van Colombia, een steek. In Het vergeten dat ons wacht onthult Abad dat zijn zus Vicky Uribe ooit afwees, waarop de toekomstige president, ook toen al een paardenliefhebber, zijn beste merrie prompt Vicky noemde, en daarna aan Abads zus zei: “nu bestijg ik Vicky elke week”. Er mag dus ook gelachen worden. Meer zelfs, het is precies die levenslust, waarvan zijn vader hem het belang meermaals op het hart drukte, die Abads boek uitwasemt.
Abad, Héctor.
2010 Het vergeten dat ons wacht. Breda: De Geus.
reageren