Het interne conflict in Peru begon met de aankondiging van een revolutionaire oorlog door de guerrillabeweging Sendero Luminoso (‘Lichtend Pad’) in 1980. Onder leiding van Abimael Guzmán combineerde deze beweging een strikt Maoïstisch-communistische ideologie met een radicale overtuiging van het indigenismo van José Carlos Mariátegui. Om hun doel van ‘dictatuur van het proletariaat’ te bereiken werden vele intellectuelen, vakbondsleden en andere culturele leiders vermoord. Maar ook de inheemse bevolking bleef niet gespaard. Zij werden gedwongen mee te werken aan de strijd van Sendero; weigering resulteerde in zware represailles voor hele dorpen.
Sendero Luminoso begon haar strijd in de zuidelijke Andes, waar het grootste deel van de bevolking inheems is. Als gevolg reageerde de nationale overheid in Lima niet direct op de terroristische dreiging van de beweging. Lima is het economische hart van Peru, voornamelijk bevolkt door mestizos. Door de grote culturele en linguïstische verschillen tussen de kustgebieden en de Andes en het racisme dat ook binnen de overheid een rol speelt probeerde de regering de opstand van Sendero te negeren. Toen dit niet leek te werken greep de overheid echter met veel geweld in; de rechtsstaat werd buiten werking gezet en grote gebieden werden onder militair bewind gesteld. De gedwongen samenwerking met Sendero door de inheemse bevolking in het zuiden werd door het leger geïnterpreteerd als steun aan de terroristische beweging en er werd hard ingegrepen in dorpen die verdacht werden van samenwerking met Sendero Luminoso. Zowel de staat als de guerrillabewegingen gebruikten angst als politiek instrument, waardoor iedere vorm van organisatie door burgers onmogelijk werd gemaakt en het maatschappelijk middenveld sterk verzwakte (Burt 2007).
In 2013 was het tien jaar geleden dat de Peruaanse Waarheids- en Verzoeningscommissie, la Comisión de la Verdad y Reconciliación (CVR) haar rapport over het interne conflict in Peru publiceerde. Deze commissie werd ingesteld na het aftreden van president Alberto Fujimori in 2001, om de gebeurtenissen tijdens het binnenlands conflict in de jaren tachtig(zie kader) en negentig in Peru te onderzoeken en de schuldigen van schendingen van grondrechten vast te stellen. Peru wilde graag achterhalen wat er in de zwaarst getroffen gebieden was gebeurd. De CVR werd daarom gevraagd zich met name te richten op moorden en ontvoeringen, gedwongen verdwijningen, folteringen, overtredingen van collectieve rechten van inheemse gemeenschappen en andere ernstige schendingen van individuele rechten, gepleegd door terroristische organisaties, overheidsfunctionarissen of paramilitaire groepen tijdens het interne conflict (CVR 2003: 23). Met het instellen van de commissie wilde de overheid de principes van transparantie en verantwoordelijkheid in ere herstellen.
De publicatie van het rapport van de CVR in 2003 toonde de schaal en invloed van het gewelddadige interne conflict in detail aan. Vóór het verschijnen van het rapport van de CVR werd verondersteld dat tussen de 23.000 en 35.000 slachtoffers waren gevallen in de jaren tachtig en negentig (CVR Anexo 2 2003: 22). De CVR concludeerde echter dat er ongeveer 69.280 personen zijn omgekomen als gevolg van de burgeroorlog. Hiervan zijn 12.000 mensen “verdwenen” (de zogenoemde desaparecidos), met name de verantwoordelijkheid van de veiligheidsdiensten van de Staat. Ook werden 40.000 kinderen wees en werden 600.000 mensen gedwongen te vluchten voor het geweld (CVR 2003). Pas met de publicatie van het rapport van de CVR realiseerde men zich de daadwerkelijke omvang van het interne conflict en de grootschalige mensenrechtenschendingen die daarbij gepleegd waren.
Volgens Rocío Silva Santisteban, de huidige voorzitter van het invloedrijke Peruaanse mensenrechtencollectief CNDDHH, was de publicatie van het rapport van de CVR een keerpunt in het denken over mensenrechten in Peru. “Er is vóór en ná de Waarheidscommissie als het om mensenrechten gaat in ons land. Ná het definitieve rapport is er een bewustzijn ontstaan bij een deel van de Peruanen op het gebied van mensenrechten, wij staan nu dichter bij de burger. Dat lijkt mij fundamenteel in een land dat zo gestraft is als het onze, waar zoveel discriminatie op basis van klasse, etnische achtergrond en sekse is. Er zijn bevolkingsgroepen, de zwaarst getroffenen, in Ayacucho, Huancavelica en andere zwaar getroffen gebieden waar vandaag de dag een volgens mij fundamenteel bewustzijn over mensenrechten bestaat.” Maar voor Silva is deze vooruitgang niet voldoende. Volgens haar is er nog veel werk te doen op het gebied van herstelbetalingen en gerechtigheid. Veel juridische zaken lopen vertraging op doordat de autoriteiten de benodigde informatie niet willen verstrekken. “Nadat Fujimori werd berecht verwachtten wij vanaf dat punt geen tegenslagen meer, maar die waren er wel. Tot op de dag van vandaag bestaat er veel straffeloosheid voor schendingen van mensenrechten.”
Volgens Sofía Macher, voormalig CVR-lid, toonde het conflict grote verschillen in de Peruaanse maatschappij aan. Na de publicatie van het rapport was het dan ook de grote uitdaging om institutionele hervormingen door te voeren (DDHH). Een grote verbetering volgens Macher is dat de bevoegdheden van politie en leger nu duidelijker gescheiden zijn; dat er les wordt gegeven in mensenrechten op de militaire en politieacademies en dat men er in is geslaagd wetten door het autoritaire regime van Fujimori ingesteld, buiten werking te stellen. Naast de analyse van het conflict gaf de commissie ook aanbevelingen aan de Peruaanse Staat om de waarheid, gerechtigheid en verzoening in het land te bevorderen, waaronder: een structurele hervorming van de strijdkrachten en politie, en het juridische systeem; individuele en collectieve herstelbetalingen voor de slachtoffers; een nationaal plan voor forensisch onderzoek om slachtoffers te lokaliseren en te identificeren, de doodsoorzaak te kunnen vaststellen en de daders te identificeren. Macher concludeert dat een groot deel van de in totaal 85 aanbevelingen van de CVR op papier zijn overgenomen. In de praktijk blijken zij lastig te implementeren, doordat er bijvoorbeeld tegenstrijdige wetten zijn aangenomen.
Macher signaleert echter ook nog steeds structurele problemen in Peru op het gebied van racisme en discriminatie, wat het oplossen van de problemen in de nasleep van het conflict bemoeilijkt. Tegenwoordig is Macher als Voorzitter van de Raad van Herstelbetalingen verantwoordelijk voor de herstelbetalingen aan slachtoffers en nabestaanden. Sinds 2006 zijn er meer dan 182.000 personen geïdentificeerd die in aanmerking komen voor herstelbetalingen, zowel directe slachtoffers als familieleden van de slachtoffers. Eenderde van deze mensen hebben daadwerkelijk iets ontvangen. Volgens Macher voelen slachtoffers zich slecht behandeld en niet gerespecteerd. De Staat voldoet niet aan hun economische verwachtingen, noch aan het symbolische aspect van de herstelbetalingen. “De staat heeft nu de economische middelen. Het betreft geen geldprobleem, het is een probleem van begrip en respect, van weten wat de verplichtingen van de Staat als beschermer van rechten zijn.” Volgens Macher was een van de belangrijkste redenen om de CVR op te richten het grote aantal desaparecidos na het conflict. Dit probleem is echter niet voldoende opgelost.
Nabestaande Carmen Oyague bevestigt deze uitspraken, zij voelt zich niet serieus genomen door de autoriteiten en verdenkt hen ervan het probleem van de desaparedicos doelbewust niet te willen oplossen. Haar nichtje Dora Oyague Fierro, die zij als haar eigen dochter had opgevoed, verdween op 18 juli 1992 bij een beruchte inval op de Cantuta. Paramilitairen van de Grupo Colina vielen die dag de Universidad Nacional de Educación Enrique Guzmán y Valle, ook bekend als La Cantunta, in Lima in, waarbij negen studenten en een professor werden meengenomen en zijn verdwenen. Nog steeds zijn niet alle overblijfselen van de studenten gevonden, hoewel er genoeg niet-onderzochte plekken resteren. Oyague verdenkt de autoriteiten ervan het probleem van de desaparecidos niet op te willen lossen, “omdat het hen niet schikt als bekend zou worden wat zij gedaan hebben met onze familiares. (…) Hoe kan er verzoening zijn wanneer er nog steeds wonden blijven bloeden en niet dichtgaan?”
Zolang de waarheid over desaparecidos niet boven tafel komt, rechtszaken worden vertraagd en herstelbetalingen niet worden gedaan zal het nog lang duren voordat er verzoening zal zijn in Peru. Zonder verdad geen reconciliación.
Amnesty International Peru is een actie begonnen om de Peruaanse overheid te vragen adequater om te gaan met het probleem van de desaparecidos en hun nabestaanden. Je kunt hun actie steunen door de online petitie te tekenen op www.amnistia.org.pe/desaparecidos4
Bibliografie
Burt, Jo-Marie
2007 Political Violence and the Authoritarian State in Peru. Silencing Civil Society. New York: Palgrave Macmillan.
Comisión de la Verdad y Reconciliación
2003 Informe Final. Lima: Pontificia Universidad Católica del Perú y Universidad Nacional Mayor de San Marcos.
Amnesty International
September 2013 Peru: Cuatro Testimonios a diez años del Informe Final de la Comisión de la Verdad y Reconciliación. Indice AMR 46/007/2013
Coordinadora Nacional de Derechos Humanos Perú
20 Augustus 2013 A diez años de la CVR: “No puede haber reconciliación sin justicia ni reparación” (http://derechoshumanos.pe/2013/08/a-diez-anos-de-la-cvr-no-puede-haber-reconciliacion-sin-justicia-ni-reparacion/) bezocht op 23 december 2013
reageren